Willem Wagenaar sr.
Geestelijk vader van de totstandkoming van het Eregraf van de Stijkelgroep, oprichter van de Stichting. Hier (op de voorgrond) bij het massagraf in Berlijn.
"De 47 leden van de Stijkelgroep waren allen zogenaamde Nacht und Nebel (N.N.) gevangenen, d.w.z. er was geen enkele informatie noch enig contact mogelijk.
Het was begin september 1943: een kennis van mijn ouders had een relatie in Berlijn. Deze persoon zou trachten iets te weten te komen over mijn broer Wim Wagenaar, toen 24 jaar, die in april 1941 met vele anderen was gearresteerd. Toen die persoon bij de "Moabit Gefängnis" in Berlijn naar mijn broer informeerde, was het antwoord dat deze jongeman al maanden geleden (t.w. 4 juni 1943) met tientallen anderen was gefusilleerd. Dit schokkende bericht moest aan mijn ouders worden overgebracht. Alle hoop op een gunstiger afloop, na ruim 2 jaar gevangenschap, was dus vervlogen.
Vanaf dat moment is mijn vader alle moeite gaan doen om meer, vooral namen van de andere ter dood veroordeelden, te weten te komen. Uiteindelijk kreeg hij via het Zweedse consulaat een lijst met de bewuste namen. Mijn vader is toen persoonlijk naar alle familieleden gegaan om dit trieste bericht over te brengen. Van bijzonderheden was toen nog niets bekend.
Na de bevrijding ontving iedereen officieel bericht van het Rode Kruis. 32 personen waren gefusilleerd. De andere gevangenen kregen een "lichtere" straf. De meeste hiervan zijn in concentratiekampen overleden; 4 ervan, 3 vrouwen en 1 man, hebben de hel overleefd.
Direct na de bevrijding heeft mijn vader alles in werk gesteld om naar Berlijn te kunnen gaan met als doel de stoffelijke resten naar Nederland te kunnen laten overbrengen. Dit was in eerste instantie niet mogelijk omdat de slachtoffers in de toenmalige Russische zone van Berlijn waren begraven. Na vele verzoekschriften en bemiddeling van officiële instanties, kwam plotseling in 1947 de vergunning af, waarbij hem toestemming werd verleend om naar Berlijn te gaan. In die tijd mochten alleen militairen naar Berlijn reizen. Mijn vader werd toen, voor tijdelijk, tot kolonel benoemd. Samen met de Nederlandse advocaat mr. Th. Bakker, ook in militair uniform, reisde hij toen per trein naar Berlijn.
Als een gebroken man, maar tevreden over wat hij had bereikt, kwam hij terug. Hij was in de gevangenis geweest, had aan de schietbaan en aan het massagraf gestaan. Behalve met hooggeplaatste personen van de toenmalige bezetters, heeft hij intensief contact gehad met de gevangenispredikant ds. H. Poelchau. Deze bijzondere man heeft tijdens de oorlogsjaren meer dan 1000 ter dood veroordeelden tot het einde begeleid, waaronder ook de leden van de Stijkelgroep.
Hoofdzaak van mijn vaders "missie" en het resultaat was, dat hij bereikt had de stoffelijke resten naar Nederland te mogen laten overbrengen. Dit gebeurde in de zomer van 1947. Op 1 augustus van dat jaar volgde een plechtige herdenking in de Grote Kerk in Den Haag, waarbij o.a. de heer ir. H. Glazenburg, als overlevende van de groep, heeft gesproken. Eén kist, met één van de slachtoffers, overdekt met de Nederlandse vlag, stond symbool voor alle gevallenen van het verzet. Met militair eerbetoon, daar zich onder de slachtoffers hooggeplaatste militairen bevonden, ging een lange stoet achter de kist aan naar "Westduin". Na enkele toespraken werd de kist (symbolisch) ter aarde besteld. Wat later konden de nabestaanden bij de betreffende graven stilstaan en bloemen leggen.
Vanzelfsprekend was er veel geld nodig om alle kosten te kunnen dekken. Alle 43 slachtoffers (ook degenen die in kampen zijn overleden) kregen een graf met een kruis. De voorlopige houten kruizen moesten door stenen worden vervangen, later kwam het monument. Er is toen een Stichting in het leven geroepen en een bank geopend, waarop alle giften konden worden gestort.
Voor alles waarvoor mijn vader zich heeft ingezet werd hem namens alle nabestaanden een dik album aangeboden, voorzien van alle handtekeningen met een aparte foto van alle slachtoffers, de foto's van het transport en die van de herbegrafenis. Dit album is nu in mijn bezit. Mijn vader heeft dit alles als een soort "levenswerk" beschouwd. Hij overleed op 29 juni 1969 en ligt, samen met mijn moeder, begraven tegenover het Eregraf."
C.F.P. Scholte-Wagenaar